VIRTUELE STEDENBOUW
Over de mogelijke synergie tussen 
verschillende vormen van nabijheid
 

Kern van dit betoog
Als je de werkelijke en de virtuele wereld op elkaar betrekt door voor beide een stad(swijk) als focus te kiezen zijn er tal van nieuwe dingen realiseerbaar die technisch al best kunnen, maar feitelijk niet van de grond komen.
In de commerciële dienstverlening, de zorg, de veiligheid, de overheid, de samenlevingsopbouw, enz.
Het verwerkelijken van die mogelijkheden vergt een stedenbouwkundige optiek: het zodanig organiseren van nabijheden dat de verschillende functies elkaar versterken, dat het geheel zoveel mogelijk meer is dan de som der delen.
Dat pak je aan in de vorm van een planproces.

Michael van der Vlis 
Informatieweb bv 
november '99 
 
 

1. Introductie
2. Een echte stad(swijk)
3. De winkels
4. Non-profit: zorg
5. Non-profit: overig
6. Samenlevingsopbouw
7. De portal
8. Wijze van aanpak

1. Introductie

Stedenbouw is, even afgezien van het esthetische aspect, de kunst van het zodanig ten opzichte van elkaar situeren van functies en activiteiten, dat het geheel zoveel mogelijk meer is dan de som der delen. Anders gezegd: stedenbouw is het organiseren van nabijheid (in fysieke en functionele zin).

Op het internet bestaat afstand niet en is de nabijheid (in virtuele zin) absoluut. Maar dan ontstaat een ander soort (virtuele) afstand: als alles volstrekt nabij is, hoe vind ik dan mijn weg nog, wiens of welke nabijheid verkies ik en hoe vind ik die. Zoekmachines doen hun best, maar kunnen de toename van informatie niet bijhouden.

Een poging om dergelijke virtuele afstanden wat in te dammen zijn 'portals' (gestructureerde toegangen tot delen van het web), met 'digitale steden' als voor dit onderwerp meest toepasselijke voorbeeld. Het bereik, soms ook de toegang, is beperkt tot de 'bewoners' en die zijn via boomstructuren (zich vertakkende 'organogrammen') e.d. te vinden.

Wat voor synergie valt er te behalen als je de denkwerelden van portalbouwers en fysieke stedenbouwers combineert? Dat is het onderwerp van dit verhaal en ik noem dat 'virtuele stedenbouw', want het gaat over het organiseren, in de fysieke èn de virtuele wereld, over het organiseren van nabijheid.

2. Een echte stad(swijk)

Uitgangspunt is een stad of (bij grote steden) een stadswijk. Een geografisch beperkt gebied dus. Als je het spiegelen van zo'n reëel bestaande lokale gemeenschap naar het internet tot uitgangspunt kiest, leidt dat tot de volgende perspectieven:

Omdat de bewoners niet alleen virtueel, maar ook fysiek nabij zijn, zijn er commerciële diensten exploiteerbaar die de combinatie van die twee vormen van nabijheid uitnutten: een bezorgdienst in het verlengde van de virtuele spiegel van een winkelcentrum bijvoorbeeld.

Dat geldt niet alleen voor de commerciële dienstverlening. Er zijn ook de nodige mogelijkheden in de non-profit sector: zorgverlening, wijkagent, overheidsdienstverlening, onderwijs. Elektronische communicatie met de cliënt, burger, scholier die fysieke dienstverlening faciliteert.

En er zijn mogelijkheden op het front van wat vroeger 'samenlevingsopbouw' heette. Ik kom terug op de ervaringen in Islington (Londen), waar email een drempelverlager voor burencontact bleek te zijn en tot buurtcomité's leidde.

Voor de portal betekent één en ander dat je er zoekstructuren aan kunt hangen die geen toelichting behoeven omdat ze aansluiten bij zoekbronnen waar iedereen voldoende vertrouwd mee is: een stadskaart, een telefoonboek, een gele gids, e.d.

Op al die elementen kom ik hieronder in aparte paragrafen nader terug: hoe zien die werelden er uit in een lokale gemeenschap waar internetgebruik gemeengoed is. Om tenslotte weer terug te komen op het kernvraagstuk van virtuele stedenbouw: hoe bouw je aan die werelden.

3. De winkels

Iedereen heeft boodschappen nodig en de winkeliers hebben er alle belang bij om de betrokken kooplust naar zich toe te trekken. Winkels zijn daarmee het meest natuurlijke beginpunt voor de virtuele spiegel van de stad(swijk): zij kunnen het financiële draagvlak leveren waar andere voorzieningen bij aan kunnen haken.

Maar waarom zouden ze? 'Electronic shopping' stelt nu nog niet al te veel voor (identificatie, betaling, bezorging zorgen nog voor veel problemen en dus kosten), maar de webboekhandel Amazon.com laat al een beetje zien wat ons te wachten staat. Als lokale winkeliers zich daar niet mee gaan meten, zullen ze veel marktaandeel verliezen op alle fronten die zich maar enigszins lenen voor 'postorderij'.

Maar die lokale winkeliers hebben, als ze hun kansen pakken, in het kader van de virtuele stad, één groot voordeel op de amazon.com-achtigen: hun klanten wonen binnen loopafstand. Voor hen is het financieel doenlijk om een afhaalcentrum (waar je op weg van werk naar huis even langs loopt) en een lokale bezorgdienst op te zetten. Zonder hevige beperkingen op de houdbaarheid of de omvang van het bestelde. Op het Amsterdamse Java Eiland wordt met zoiets geëxperimenteerd.

Er zijn twee praktische belemmeringen die op dit moment de volle ontplooiing van het elektronisch winkelen in de weg staan: het feit dat betaling en identificatie via het internet nog altijd niet goed geregeld zijn. Technische oplossingen daarvoor (een chipcard-lezer aan je PC, elektronische geëncrypte cheques, een elektronisch paspoort) zijn er al lang. Het zou een zwaar politicologisch betoog (over de macht van banken, de onmacht van oligopolies, en nog zo wat) vergen om uit te leggen waarom ze nog niet in praktijk gebracht worden, maar dat voert hier echt te ver. Feit is dat ze er in de praktijk nog niet zijn.

Voor die identificatie is in ieder geval een praktische tussenoplossing voorhanden die samenhangt met de op het wereldwijde internet tamelijk bijzondere omstandigheid: het betreft bewoners in relatie tot hun lokale winkelcentrum en daarom mag je ervan uitgaan dat die bewoners, zonder gedwongen constructies, vaste klanten zijn van dat centrum (niet van iedere winkel, maar wel van het centrum als geheel). En in die context is het maar een heel klein drempeltje om de beproefde techniek van 'loginnaam + paswoord' toe te passen. Zoiets is wel nodig: zolang een winkelier niet zeker weet dat de elektronische besteller van die feestelijke opdracht is wie hij zegt te zijn (ipv van iemand die zijn buurman of de winkelier probeert te pesten) blijft het tobben.

Omdat de identificatie geregeld is kan ook de betaling met minder risico's georganiseerd worden: je hoeft bij incassopogingen niet geconfronteerd te worden met een Meneer A. Nonymus, wonende te Verweggistan. Een functionaliteit van de virtuele stad kan er in die context aldus uitzien: mensen die, na identificatie, elektronisch winkelen, krijgen eens in de week per email hun weekrekening thuis en kunnen die rekening telebankierend (of op ouderwetse wijze) voldoen. Bij de virtuele stad hoort dus een incasso-afdeling.

4. Non-profit: Zorg

Bovenstaande voorzieningen zijn niet alleen nuttig en prettig voor de 'gewone' bewoner van de stad, het zijn ook voorzieningen die van speciaal belang zijn voor mensen die zorg behoeven of voor hun thuiszorgers. Ze helpen mee aan 'langer thuis kunnen blijven wonen', een belangrijke wens in de zorgsector. Als je 'alleen nog maar' wat slecht ter been wordt kun je misschien nog wel naar het afhaalcentrum (en het daarnaast gelegen café), gaat dat niet meer dan kun je in ieder geval nog zelf (virtueel) winkelen en de spullen laten bezorgen.

Daar is in huis wel een 'kastje' voor nodig. Dat kan een speciaal kastje zijn (Java Eiland), maar dan heb je weer een ander speciaal kastje nodig voor specifieke functionaliteiten voor zorgbehoevenden. Handiger is waarschijnlijk een gewone PC met wat extra software en een 'stoplicht' op het toetsenbord:
Rood De rode knop is natuurlijk de alarmknop, die de meldkamer aan het werk zet.
Oranje Een signaal naar de lokale vrijwilligersorganisatie. Het is niet urgent, maar ik heb graag dat er iemand even langs komt.
Groen Verbindt mij met de welkompagina (of een andere pagina, het nabije winkelplein bijvoorbeeld) van de virtuele stad.

Zoals de lokale winkels de 'dragende functie' kunnen zijn van virtuele betaal- en identificatiefuncties, zo kan de zorgsector de dragende functie zijn van lokale (vestigingen van) bedrijven die het 'monteurswerk' verrichten: de kans dat de genoemde rode alarmknop het niet doet moet natuurlijk praktisch nul zijn. Dat vergt controle op het functioneren van de lijnen, hulp bij installatie van het kastje, hulp bij problemen. Voor de zorgsector is dat een vereiste, maar ook 'gewone' burgers kunnen een mooie markt vormen voor dat soort werk.

De virtuele stad(swijk) bevat ook een virtuele zorgwinkel. De welkompagina daarvan bevat het nodige aan (links naar) informatie en mogelijkheden om zorg te bestellen. Met behulp van een 'cookie' dat de server vertelt welke PC hij aan de lijn heeft, kun je de welkompagina persoonsgebonden en 'op maat' maken:
Persoonsgebonden. Afgezien van een aardigheidje als een persoonsgebonden welkomstwoord ('Welkom Mevrouw Corneille') zorg je er langs die weg voor dat een via deze site verzonden bericht aan de zorgwinkel automatisch naam, adres, enz. van betrokkene bevat. Die informatie zit toch al in het geheugen want hangt ook aan de rode knop.
Op maat. Zodanig ingericht dat de speciale zorgbehoeften van de betrokkene het handigst 'voor het grijpen' zijn. Vanwege de persoonsgebondenheid weet de server hoe hij de pagina in moet richten.

Als de dokter in huis is (al dan niet als gevolg van gebruik van de rode knop) en het blijkt ernstig, moet hij/zij natuurlijk bij de medische gegevens kunnen. Als de PC-met-internet-aansluiting gepersonaliseerd aanwezig is hoeft de dokter alleen loginnaam en paswoord in te voeren om toegang tot het patiëntendossier te krijgen. Een dossiernummer hoeft hij niet te kennen, dat weet de gepersonaliseerde PC zelf.

5. Non-profit: Overig

In de vorige paragrafen heb ik wat er in de virtuele stad(swijk) mogelijk is rond het onderwerp 'Zorg' een beetje verder uitgeschreven. Bij wijze van voorbeeld. Er zijn natuurlijk ook andere onderwerpen die zich daarvoor geleend zouden hebben en voor een deel is het bovenstaande daarop ook toepasbaar. Voor de hand liggende voorbeelden:

Politie. Onder het kopje 'Slimme Woning' (die zijn er in onze stad natuurlijk veel) vallen dan zaken als: de sensor in het dubbel glas zorgt er voor dat er iets lawaai gaat maken en dat de buren of de politie gewaarschuwd worden als iemand 'via het raam' binnen probeert te komen. En: als je je voordeur op dubbel slot draait, gaat de extra beveiliging (natuurlijk ook aan een berichtenverzendend chipje gekoppeld) 'op scherp'. Onder het kopje 'virtuele stad' horen de 'webplekken' van de buurtregisseurs/wijkagenten thuis: sites met zowel een informatief als een interactief karakter. Bewoners kunnen daar klachten, waarschuwingen, meldingen e.d. op kwijt (zonodig gaat de agent 'ns kijken). En ze kunnen langs die weg aangifte doen van fietsendiefstal e.d.

Brandweer en GGD. Bij 'Slimme Woning' bedoel je hier de 'slimme rooksnuiver' met opvolging als bij de politie. De sites bieden je naast veel informatie en voorlichting (zowel Brandweer als GGD), bijv. de mogelijkheid om te melden dat je last hebt van ongedierte en 'kunt u daar wat aan doen?!'.

Onderwijs. Onderwijzers zetten hun lesstof op het net, de uitslagen van een proefwerk, de aanbevolen links, hun commentaren bij de chatbox over een project, enz. Leerlingen kunnen hun huiswerk insturen, deelnemen aan zo'n chatbox, via het schoolparlement lessen in democratie opdoen, of via de schoolkrant lessen in 'vrijheid van meningsuiting' (en de grenzen daarvan). Voor de school zal het om het emailen van praktische mededelingen gaan ('Onderwijzer Kees Aan 't Wiel is ziek, kom morgen maar een uurtje later'), om het regelen van een schoolfeest, of om het communiceren (in twee richtingen) met ouders. En de oudercommissie zal (vooral email) ook wel een enthousiaste gebruiker zijn.

Lokale Overheid. Onze stad(swijk) gaat natuurlijk voorop lopen op het punt van internet-communicatie tussen overheid en burger. Dan praat je over de nivo's 'Voorlichting', 'Interactieve Beleidsvorming' en 'Interactieve Dienstverlening'. Voor de 'interactieve beleidsvorming', verwijs ik, ter illustratie, naar http://www.informatieweb.nl/ibisfeek. Uiteindelijk is de 'interactieve dienstverlening' voor de burger waarschijnlijk het belangrijkste, maar dat vergt technisch en organisatorisch zo veel dat dit nog even 'aan de horizon ligt'. Begin dus maar met de 'interactieve beleidsvorming', daar valt nog heel veel moois te ontdekken.

6. Samenlevingsopbouw

De titel van deze paragraaf is een ouderwets en vrijwel afgedankt begrip. Niet ten onrechte. De vormen die voor het opbouwwerk gekozen werden, waren vaak zeer paternalistisch van aard, niet van deze tijd. En de 'dorpse' sfeer rond de romantiek van 'buurtgebondenheid' had ook heel weinig te maken met mondige en (vooral) mobiele burgers in een verstedelijkende (en inmiddels globaliserende) context. Op de mestvaalt der geschiedenis dus met dat soort van samenlevingsopbouw.

Maar dat wil niet zeggen dat burgers niet geïnteresseerd zijn in hun directe leefomgeving en (zolang het hun privacy niet aantast) hun buren. Heel boeiend is in dit kader de volgende ervaring:

Een onderzoeksafdeling van MicroSoft heeft een tweetal jaren terug het volgende experiment uitgehaald: in een straat in Islington (Londen) werd huis-aan-huis een computer cadeau gedaan, met een beetje cursus en wat installatiehulp. Ongeveer een derde van de mensen deed mee. Een jaar later gingen ze kijken wat er gebeurd was. Een heel opvallend en onverwacht resultaat: mensen gingen met hun buren emailen en voor sommigen was dat de opmaat voor deelname aan buurtcomité's, het mee-organiseren van buurtfeesten e.d. In een straat waarin de burenrelaties typisch stedelijk waren: bekende gezichten groet je beleefd en verder loop je snel door want aan eindeloze dorpsklets heb je natuurlijk geen behoefte.

Kennelijk is email een drempelverlager in stedelijke burenrelaties en dat is ook niet zo gek: je bepaalt helemaal zelf hoeveel tijd en aandacht je besteedt aan het lezen of versturen van berichten, losse telegramstijl is de mode, en je bepaalt ook zelf wanneer je dat doet. Communicatie met een minimum aan sociale druk en sociale controle, dat past wel bij de moderne stedeling. Als Islington exemplarisch is (oké, het was maar een eenmalig experiment) zou het internet stevig bij kunnen dragen aan hedendaagse samenlevingsopbouw. En daar is in onze toch wel wat versplinterende (en volgens sommigen tweedelende) samenleving best behoefte aan.

En een zeer wel mogelijke veroorzaker van dergelijke processen lijkt mij een ambtenaar die, in het kader van groot onderhoud, een plan moet maken voor de herinrichting van de straat (of de inpassing van een bouwplan, of iets anders heel zichtbaars en concreets) en die, onder de kopjes 'interactieve beleidsvorming' en 'open planproces' het vorderen van dat plan op zijn site zichtbaar en becommentarieerbaar maakt. Zie het prototype van zo'n site bij Willem Feek.

Nog aardiger wordt het als 'Willem Feek' ten behoeve van het informeren van de mensen een emaillijst van de betrokkenen aanlegt (daar kan hij het adressenboek uit de volgende paragraaf voor gebruiken) om die betrokkenen periodiek over de voortgang te informeren. En waarom zou hij die emaillijst niet beschikbaar stellen voor anderen die iets met die straat willen (mits je een elektronische versie hebt van de 'Ja' en 'Nee' stickers die je tegenwoordig op je brievenbus kunt plakken)?

7. De portal

Vinden wat je zoekt is één van grootste problemen van het internet, veroorzaakt door de overvloed aan informatie. Een heel belangrijke opgave is dus: zoekhulp.

En een zeer voor de hand liggende zoekhulp, als het bereik beperkt is tot een stad(swijk), is een kaart van het gebied: je klikt op een deel van de kaart en dat deel wordt (eventueel in stappen) uitvergroot, je klikt vervolgens op een stuk straat, een plein, een bouwblok en je krijgt een overzicht van de daar gevestigde winkels, bedrijven, personen met hun bereikbaarheidsinformatie waaronder email-adressen en de adressen van homepages (tenzij iemand een geheim adres wenst te hebben natuurlijk).

Ook voor de hand liggend is dat je via de welkompagina van de portal terecht kunt bij het lokale telefoonboek en de lokale telefoongids. Even afgezien van mogelijke auteursrechtelijke perikelen kan de kpn-telefoongids op het internet als uitgangspunt dienen, waar je dan weer email-adressen, homepages, extra informatie, e.d. aan kunt hangen. Dat doe je waarschijnlijk het handigst op yahoo-achtige wijze: betrokkenen kunnen die informatie zelf toevoegen (en zijn dus zelf ook verantwoordelijk voor de correctheid ervan).

Een aardig extraatje: HotBot (en misschien ook wel andere exploitanten van zoekmachines) biedt de mogelijkheid om op een site een zoekmachine te installeren die alleen in een gegeven verzameling sites zoekt. Op de site van de 'virtuele stad' is dat dus de verzameling van sites van de bewoners en bedrijven uit de stad(swijk).

Bij dat alles voeg je dan ook nog een traditionele zoekboom van voor de stads(wijk)bewoners relevante links en dan heb je alle (bij de huidige stand van de techniek) mogelijke vormen van zoekhulp wel gehad: de virtuele afstanden zoveel mogelijk beperkt.

De voornaamste functie van een portal is zoekhulp, maar dat is natuurlijk niet de enige functie. Bij een virtuele stad hoort een virtuele krant met het lokale nieuws. De 'voorpagina' daarvan vult ongeveer de helft van de welkompagina en die kun je laten maken en exploiteren (advertenties!) door een plaatselijk huis-aan-huis blad. Maar bij het internet hoort ook interactiviteit en dus zou ik op de welkompagina ook de nodige ruimte besteden aan (verwijzingen naar) de 'ingezonden stukken' rubriek (inzending kan via een 'formulier' op de site).

8. Wijze van aanpak

De wereld van mensen die zich op beslissende wijze met de hiervoor beschreven mogelijkheden (zouden kunnen) bezighouden valt ruwweg te verdelen in:
Bestuurders. Die denken dat het over IT en nieuwe vormen van communicatie gaat en halen er dus deskundigen uit die hoek bij.
Deskundigen. Die laten zich dat natuurlijk best graag aanleunen en verzinnen oplossingen voor de vakmatige problemen die ze tegen komen.

Ze hebben allebei ongelijk. Als je het in de vorige paragrafen beschrevene goed beschouwt en nadenkt over wat er nodig is om er werkelijkheid van te maken, moet je volgens mij tot de conclusie komen dat de realisatievraagstukken 'stedenbouwkundig' van aard zijn:

Alle functies kunnen in principe wel afzonderlijk van elkaar bestaan, maar ze vormen voor een gedeelte tevens elkaars markt. Als je ze echt los van elkaar beschouwt, zal voor ieder de markt verschralen en zal een (misschien wel groot) deel van de functies niet tot stand komen.
De kunst is om de functies zodanig ten opzichte van elkaar te situeren dat ze elkaar versterken, dat je de (virtuele) nabijheden versterkt zodat het geheel meer wordt dan de som der delen: de centrale opdracht van stedenbouw.

Wat minder abstract: de winkels dragen afhaalcentrum, bezorgdienst, betaal- en identificatiedienst; de zorgsector draagt de dienstverlening op het onderhoudsfront; het onderwijs zorgt er voor dat ouders met kinderen mee willen doen; de lokale overheid maakt het vermijden van 'naar een loket moeten' mogelijk; de portal trekt wie benieuwd is naar buurtnieuwtjes en buurtadvertenties; buurtactivisten gebruiken daarom ook dat medium; de politie is gemakkelijker bereikbaar voor 'ongerusten', enz. Dat komt allemaal beter en soepeler van de grond in een wereld van zwaan-kleef-aan.

Een stedenbouwkundig vraagstuk moet je op stedenbouwkundige wijze aanpakken:
Je begint met visievorming: welke functies wil je onderbrengen en hoe wil je die globaal ten opzichte van elkaar situeren.
Je probeert gegadigden of ondernemende representanten daarvan te interesseren in de functies die gerealiseerd moeten worden.
Je gaat schuiven, passen en meten om het plan aan te passen aan de wensen van de concrete deelnemers en de kansen tot synergie tussen (de klanten van) die deelnemers te vergroten.
Tijdens het proces komen er deelnemers bij, vallen er deelnemers af, komen er kansen bij, blijken kansen nieten, veranderen deelnemers van opvatting of positie. Je blijft dus bezig met schuiven, passen en meten.
Gaandeweg ga je dingen realiseren en/of vastleggen en wordt een plan werkelijkheid (en dat wijkt altijd af van waarmee je begonnen bent), maar tot op het laatste moment blijf je schuiven, passen en meten.
En als je je werk goed doet zorg je ervoor dat het resultaat veranderbaar blijft, dat er ook in de toekomst geschoven, gepast en gemeten kan worden: betrokkenen veranderen, er komen betrokkenen bij, er vallen betrokkenen af.

Een stedenbouwkundig planproces heet zoiets en dat is op zich geen nieuwe discipline.